accord met être en met avoir

 ACCORD MET ÊTRE (herhaling van klas 3)

 

 

 

Regel: Bij de passé composé gebruik je in 90% van de gevallen avoir als hulpwerkwoord.  In 10% van de gevallen gebruik je être.

 

Wanneer krijg je dan être? Bij de werkwoorden van de levensberg. Let op: Als een werkwoord met être vervoegd wordt, richt het voltooid deelwoord zich naar het onderwerp: het krijgt een extra -e of -s of -es. Die extra letter achter het voltooid deelwoord noem je een accord.

 

voorbeeld:

Il est arrivé.

Elle est arrivée.

Ils sont arrivés.

Elles sont arrivées

 

ACCORD MET AVOIR (nieuw)

 Je krijgt dus geen accord als het werkwoord met avoir vervoegd wordt, ....

 

voorbeeld:

il a lu = Hij heeft gelezen.

elle a lu

ils ont lu

elles ont lu 

behalve als het lijdend voorwerp vóór de passé composé komt te staan. 

Dan richt het voltooid deelwoord zich naar het lijdend voorwerp.

voorbeeld:

Elle a cherché ses livres. - Elle les a cherchés.

J’ai vu l’émission (v). – Je l’ai vue.

Il a vu les élèves (m, mv). – Il les a vus. 

J'ai acheté des chaussures rouges. - Les chaussures que j'ai achetées sont rouges. 

 

 

oefening 1 Vervang het lijdend voorwerp en en gebruik zo nodig het accord.

1. Ils n'ont pas accepté l'invitation.

2. Vous avez trouvé  les petites clés?

3. Guy nous a prêté son parapluie.

4. Paul a invité ses copines.  

5. J'ai entendu les voisins.

6. Il va choisir les chaussures rouges.

 

oefening 2: 

Vervang de onderstreepte zinsdelen door 

le, la, l', les, lui, leur, y, en. 

Let op het accord als je le, la, les gebruikt voor de pc.

 

1. Elle n'a pas cassé la tasse. 

2. J'ai dit bonjour au policier.

3. Tu as acheté du pain?  

4. Il a organisé des concerts de rock?

5. Vous êtes allés au cinéma? 

6. Tu as pris les photos en Chine?

7. Il a vendu des tableaux?

8. Il a vendu les tableaux à son ami? 

9. Elle a téléphoné à ses parents?

 

oefening 1: Vervang de onderstreepte zinsdelen.

1. Ils ne l'ont pas acceptée.

2. Vous les avez trouvées?

3. Guy nous l'a prêté.

4. Paul les a invitées.

5. Je les ai entendus.

6. Il va les choisir. 

 

oefening 2: 

Vervang de onderstreepte zinsdelen door 

le, la, l', les, lui, leur, y, en. 

Let op het accord als je le, la, les gebruikt voor de pc.

1. Elle ne l'a pas cassée. 

2. Je lui ai dit bonjour.

3. Tu en as acheté?  

4. Il en a organisé? (Je krijgt alleen accord met le, la, les, niet met en.)

5. Vous y êtes allés? 

6. Tu les y as prises?

7. Il en a vendu?

8. Il les lui a vendus? 

9. Elle leur a téléphoné?  

 

 

 

 

 

 

0

0

gebruik van de tijden: het accord 

(= extra -e of -s achter voltooid deelwoord)

 

met être

Als een werkwoord met être vervoegd wordt, richt het voltooid deelwoord zich naar het onderwerp: het volt.deelw. krijgt een extra -e of -s of -es (= het accord).

Il est arrivé.

Elle est arrivée.

Ils sont arrivés.

Elles sont arrivées

Ook de wederkerende werkwoorden (met se ervoor) worden vervoegd met être en dus richt het voltooid deelwoord zich naar het onderwerp. 

Elle s'est habillée. = Zij heeft zich aangekleed.

Ils se sont rencontrés. = Zij hebben elkaar ontmoet. 

 

met avoir

Dit gebeurt niet als het werkwoord met avoir vervoegd wordt, 

...behalve als het lijdend voorwerp vóór de passé composé komt te staan.

Dan richt het volt.deelw. zich naar het lijdend voorwerp. 

Elle a cherché ses livres. - Elle les a cherchés.= Ze heeft ze gezocht.

J’ai vu l’émission (v). – Je l’ai vue. = Ik heb hem gezien.

Il a vu les élèves (m, mv). – Il les a vus.  = Hij heeft ze gezien.

Les plats (m, mv) que nous avons mangés étaient très épicés. (que is lijdend vw)= de schotels die we hebben gegeten, waren erg gekruid.

Quelles filles as-tu vues? = Welke meisjes heb je gezien?

weetjes (hoef je niet te leren) Eigenlijk is in het geval van de wederkerende werkwoorden het wederkerend voornaamwoord een lijdend voorwerp en dáárnaar richt het voltooid deelwoord zich.  Het kan echter ook zo zijn, dat het wederkerend voornaamwoord een meewerkend voorwerp is (er staat dan vaak een ander lijdend voorwerp in de zin). Daarnaar richt het voltooid deelwoord zich dan niet.  Ils se sont écrit des lettres. > se = meew vw  des lettres = lijd vw Les lettres qu'ils se sont écrites. > het lijdend vw staat nu vóór de passé composé

 

 

oefening 3 Maak van het werkwoord tussen haakjes een voltooid deelwoord.

1. Tout à coup la voiture s'est (arrêter).

2. Quels livres a-t-il (acheter)?

3. Nous nous sommes (aider).

4. Ils se sont (rencontrer).

(5. Ils se sont (donnér) la main.)

6. Je leur ai( envoyer) une invitation, mais ils ne l'ont pas (accepter).

7. Les petites clés que vous avez (trouver) sont à moi.

8. La fête a (commencer) à huit heures.

9. La police est (arriver) trop tard: le voleur avait déjà (quitter) la maison.

10. Il l'avait déjà (quitter).

11. Les vieilles dames ne se sont pas (dépêcher)

oefening 3 Maak van het werkwoord tussen haakjes een voltooid deelwoord.

1. Tout à coup la voiture s'est (arrêtée).

2. Quels livres a-t-il (achetés)?

3. Nous nous sommes (aidés).

4. Ils se sont (rencontrés).

5. Ils se sont (donné) la main.= Zij hebben elkaar een hand gegeven. se = meew vw en geen lijdend. Deze is erg moeilijk, alleen voor fijnproevers.

6. Je leur ai( envoyé) une invitation, mais ils ne l'ont pas (acceptée).

7. Les petites clés que vous avez (trouvées) sont à moi.

8. La fête a (commencé) à huit heures.

9. La police est (arrivée) trop tard: le voleur avait déjà (quitté) la maison.

10. Il l'avait déjà (quittée).

11. Les vieilles dames ne se sont pas (dépêchées).