Pagina's

pers vnw gebiedende wijs BB4


 

gebiedende wijs met lijdend of meewerkend voorwerp


Regel 1: Het pers vnw (lijdend of meewerkend voorwerp) komt

* (met een streepje) achter de gebiedende wijs en  

* me en te veranderen in moi en toi.

voorbeeld:
Lis le livre! = Lees het boek! > Lis-le! = Lees het! 

Regarde l'émission! = Kijk naar de uitzending! > Regarde-la! = Kijk ernaar!

Regarde-moi! = Kijk naar me! 

Habille-toi! = Kleed je aan!

 

Regel 2: Het pers vnw (lijdend of meewerkend voorwerp) komt bij de bij de gebiedende wijs ontkennend 

* achter de gebiedende wijs en

je krijgt gewoon me en te

voorbeeld:

Ne le lis pas! = Lees het niet!

Ne la regarde pas! = Kijk er niet naar!

Ne me regarde pas! = Kijk niet naar me!

Ne t'habille pas! = Kleed je niet aan!






oefening 1. Zet het werkwoord in de gebiedende wijs enkelvoud.
1. (vendre) la maison.
2. (finir) tes devoirs
3. (visiter) la ville
4. (attendre) ton ami
5. (acheter) les fruits
6. (écouter) - moi
7. (habiller) - toi

oefening 2. Neem de zinnen van 1. Vervang nu het lijdend voorwerp. Schrijf de zin opnieuw op.

oefening 3 Maak de zinnen van oef. 2 ontkennend.

oefening 4 Vertaal:
1. Geef me geen wijn; geef me koffie!
2. Vraag hem waar zij woont!

oefening met de weg vragen

oefening 1. Zet het werkwoord in de gebiedende wijs enkelvoud.
1. vends la maison.
2. finis tes devoirs
3. visite la ville
4. attends ton ami
5. achète les fruits
6.écoute-moi
7. habille-toi

oefening 2. Neem de zinnen van 1. Vervang nu het lijdend voorwerp. Schrijf de zin opnieuw op.
1. vends-la
2. finis-les
3. visite-la
4. attends-le
5. achète-les
6.écoute-moi
7. habille-toi


oefening 3 Maak de zinnen van oef. 2 ontkennend.1. ne la vends pas
2. ne les finis pas
3.  ne la visite pas
4. ne l'attends pas
5. ne les achète pas
6. ne m'écoute pas
7. ne t'habille pas

oefening 4 Vertaal:
1. Ne me donne pas de vin; donne-moi du café!
2. Demande-lui où elle habite. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 bevestigend :
> met streepje àchter ww
> « me » en « te » worden « moi » en « toi » en komen achteraan.
Donne-moi le cadeau! = Geef me een cadeau !

Donne-le-moi != Geef het me !

ontkennend:
> zoals de regel voorschrijft: voor de persoonsvorm
Ne me le donne pas! = Geef het me niet!




exercice 
Vervang de onderstreepte woorden door een pers.v.n.w.. Schrijf de hele zin op. 
1. Donnez-moi les livres
3. Envoyez cette carte aux grands-parents
5. Envoyez cette carte à vos parents.
8. Allez à l'école maintenant !
9. Vous voulez que je vous donne ces tickets? - Oui, .....donnez.....! (Geef ze me!)
2. Ne donnez pas les billets à Paul
4. N’envoyez pas cette carte aux grands-parents
6. Ne donnez pas cet argent à ces garçons ! 



antwoorden 
1. Donnez-les - moi. 
3. Envoyez – leur cette carte.
5. Envoyez - la à vos parents.
8. Allez -y maintenant !
9. Vous voulez que je vous donne ces tickets? - Oui, donnez-les-moi! (Geef ze me!)
2. Ne les lui donnez pas. 
4. Ne la leur envoyez pas.
6. Ne le leur donnez pas!