gebruik van de tijden: levensberg
monter = omhoog gaan / instappen
sortir = uit gaan
> worden met être vervoegd, want ze staan op de Levensberg.
sortir = uit gaan
> worden met être vervoegd, want ze staan op de Levensberg.
MAAR als
monter betekent
"iets omhoog brengen en
sortir betekent iets buiten zetten / uitlaten,
dan worden ze toch
met avoir vervoegd
(dus als ze een lijdend vw bij zich hebben).
Il a sorti les chaises. = Hij heeft de
stoelen buiten gezet.
J'ai monté les bagages. = Ik heb de
bagage naar boven gebracht.
oefening
1: Zet het werkwoord in de pc
1. Il
(sortir) un revolver de sa poche.
2. Il ne
(sortir) pas de sa chambre.
3. Il
(monter) en voiture.
4. Le
garçon (monter) les valises.
1.a sorti
2. est sorti
3. est monté
4. a monté