Pagina's

bijvoeglijk naamwoord BB4

 


Doe eerst de oefeningen voor klas 1,2,3 met het bijvoeglijk naamwoord. 

Daarna kun je een stap verder.


vul in
Mannelijk ev
Vrouwelijk ev
Mannelijk mv
Vrouwelijk mv
Betekenis
bas
favori
franc
faux 
gras
spécial
cruel
pareil
tel
net
inquiet
complet
épais
grec  
naïf









Mannelijk ev
Vrouwelijk ev
Mannelijk mv
Vrouwelijk mv
Betekenis

bas
favori
franc
faux
sec
gras
spécial
cruel
pareil
tel
net
inquiet
complet
épais
grec  
naïf


basse
favorite
franche
fausse
sèche
grasse
spéciale
cruelle
pareille
telle
nette
inquiète
complète
épaisse
grecque
naïve


bas
favoris
francs
faux
secs
gras
spéciaux
cruels
pareils
tels
nets
inquiets
complets
épais
grecs  
naïfs


basses
favorites
franches
fausses
sèches
grasses
spéciales
cruelles
pareilles
telles
nettes
inquiètes
complètes
épaisses
grecques
naïves

laag
favoriet
oprecht
vals
droog
vet
speciaal
wreed
gelijk, net zo
dergelijk, zo'n
duidelijk
ongerust
compleet, vol
dik
Grieks
 goedgelovig 
 
 
d. oud / nieuw 
neuf (=splinternieuw) # vieux (=oud, veel jaren)
nouveau (=nieuw, andere) # ancien (= ex-, vroegere  )

voorbeeld:
un nouvel élève = een nieuwe leerling; maar niet noodzakelijk heel jong
mon ancien prof = mijn oude leraar; maar niet noodzakelijk oud in jaren
des chaussures neuves = mijn (splinter)nieuwe schoenen


e. extra vorm, mannelijk ev 
De volgende bijv.n.w. hebben een aparte vorm voor woorden in mannelijk 
enkelvoud die beginnen met een klinker of stomme h: 
beau / bel (m) = mooi   
nouveau / nouvel (m) = nieuw  
fou / fol (m) = gek, dwaas
vieux / vieil (m)= oud

voorbeeld:
un beau livre = een mooi boek
un bel homme = een mooie man
une belle armoire = een mooie kast
des beaux livres = mooie boeken
des beaux hommes = mooie mannen
des belles armoires = mooie kasten


f. de plaats (ervoor / erachter) varieert, en daarmee de betekenis: 

un homme pauvre = zonder geld
un pauvre homme = ongelukkig

un immeuble ancien = oud
mon ancien immeuble = voormalig

un collier cher = duur
mon cher collier = geliefd, lief

le dernier mois = de laatste maand
le mois dernier = vorige maand

une chambre propre = schoon
ma propre chambre = eigen 


g. samengestelde bijv.n.w. worden niet vervoegd
des livres bon marché = goedkope boeken
une robe bleu clair = ene lichtblauwe jurk



h. gemaakt van
une table de bois / en bois = een tafel van hout
une montre d'or / en or = een horloge van goud


 



Oefening 1. Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm.
  1. Une ville (net zo'n)
  2. Une femme (wreed)
  3. Une famille (grieks)
  4. La feuille (droog)
  5. Une fille (goedgelovig)
  6. deux campings (vol)
  7. l'attitude (v) (oprecht)
  8. une fleur (droog)   
  9. des mères (ongerust)
  10. une place (openbaar)
  11. une soupe (dik)
  12. les Pays- (laag)
  13. des problèmes (m) (maatschappelijk = social)
  14. le billet (vals, niet echt)
  15. des garçons (speciaal)
  16. les cheveux (vals)
  17. des navettes(v) (ruimte- = spacial)


 Oefening 2. neuf / nouveau / vieux / ancien

    1. Je vais vous donner mon ..............numéro de téléphone.
    2. J'ai mal aux pieds parce que mes chaussures (v) sont..........
    3. Je connais Patricia depuis  hier, c'est ma...........copine!
    4. Ma grand-mère est une ...............dame.
    5. Paul a vingt-cinq ans. On se connaît depuis 15 ans: c'est un ..........copain.
    6. Je n'aime pas les meubles (m).................: ils brillent trop!
    7. Je regrette souvent mon...................travail, si agréable.
    8. Quoi de ...............aujourd'hui, Monsieur Duranton?



Oefening 3 Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.
1. l'ami (nieuw)
2. la dame (oud)
3. l'ami (oud)
4. le journal (oud)
5. la fête (mooi)
6. l'amie (nieuw)
7. l'hôtel (mooi)
8. l'espoir (dwaas)
9. le film (nieuw)
10. le hasard (stom, gebruik: fou) 



 

Oefening 1. Zet het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm.
1. une ville pareille
2. une femme cruelle
3. une famille grecque
4. une feuille sèche
5. une fille naïve
6. deux campings complets
7.  l'attitude franche
8. une fleur sèche
9. des mères inquiètes
10. une place publique
11. une soupe épaisse
12. les Pays-Bas
13. des problèmes sociaux
14. le billet faux
15. des garçons spéciaux
16.  des cheveux faux
17. des navettes spaciales 


Oefening 2. neuf / nouveau / vieux / ancien
  1. Je vais vous donner mon ..nouveau............numéro de téléphone.
  2. J'ai mal aux pieds parce que mes chaussures sont..neuves........
  3. Je connais Patricia depuis  hier, c'est ma..nouvelle.........copine!
  4. Ma grand-mère est une ..vieille.............dame.
  5. Paul a vingt-cinq ans. On se connaît depuis 15 ans: c'est un ..vieux.....copain.
  6. Je n'aime pas les meubles...neufs..............: ils brillent trop!
  7. Je regrette souvent mon....ancien...........travail, si agréable.
  8. Quoi de ....neuf..(=wat is er voor nieuws).........aujourd'hui, Monsieur Duranton?

Oefening 3 Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats en in de juiste vorm.
  1. le nouvel ami
  2. la vieille dame
  3. le vieil / ancien ami
  4. le vieux journal
  5. la belle fête
  6. la nouvelle amie
  7. le bel hôtel
  8. le fol espoir = vergeefse hoop
  9. le nouveau film
  10. le fol hasard = stom toeval






bijvoeglijk naamwoord

Herhaal eerst het bijvoeglijk naamwoord van Mousse4.
aanvulling:

De plaats (ervoor / erachter) varieert, en daarmee de betekenis:

un grand homme = karakter
un homme grand = lengte

un voisin curieux = nieuwsgierig
un curieux voisin = bizarre

une femme seule = alleen
une seule femme = één enkele

des livres différents = anderssoortig
différents livres = meerdere

un vieux client = een vaste klant