Pagina's

"aller" en "venir de" BB5

 

futur simple
In het Frans gebruikt men voor handelingen in de toekomst consequent de futur en de futur du passé. 
Demain il partira. = Morgen vertrekt hij (zal hij vertrekken)
Il a dit qu'il partirait demain. = Hij zei dat hij morgen vertrok (zou vertrekken).  
oefeningen

futur proche
Wanneer iets zeer binnenkort (dadelijk) zal of zou gebeuren, gebruik je de 

futur proche: aller + infinitif. 

Je vais vous aider. = Ik zal u (meteen) helpen.
Nous allons partir. = We staan op het punt om te vertrekken.
Il allait sortir.= Hij zou net uitgaan. 

 


gebruik van de tijden: uitdrukkingen
aller = op het punt staan te gaan doen
venir de = zojuist gedaan hebben
Je vais vous aider. = Ik zal u (meteen) helpen.
Il allait partir. = Hij stond op het punt om te vertrekken.
Il vient d'arriver. = Hij is zojuist aangekomen.
Il venait de partir. = Hij was zojuist vertrokken.

 

oefening 2: vertaal het stuk zin tussen haakjes
1. Le train (zal vertrekken) dans deux minutes.
2. Je (stond op het punt om te vertrekken). 
3. Ta soeur (is zojuist thuisgekomen).






oefening 2: vertaal het stuk zin tussen haakjes
1.va partir
2. allais partir
3.vient de rentrer